Introductie

Start deze les aan de tafels. Benoem dat jullie gaan filosoferen over ‘jezelf zijn’.

Startvraag 1

Vraag de leerlingen om individueel antwoord te geven op de eerste startvraag:

• Wie ben jij?

Geef willekeurig enkele beurten om de antwoorden te inventariseren.

Startvraag 2

Vraag de leerlingen vervolgens om in tweetallen of drietallen te brainstormen over de tweede startvraag. Laat elke leerling daarbij individueel een woordweb of mind-map tekenen met daarin hun antwoorden – het samenwerken is vooral bedoeld om tot zoveel mogelijk antwoorden te komen. (Gebruik goed papier voor de mind-map, zodat de leerlingen deze kunnen gebruiken bij de verwerkingsopdracht).

• Wat ben je?

Help de leerlingen eventueel op weg door over jezelf te benoemen: ‘ik ben een broer’, ‘ik ben een leerkracht’, ‘ik ben een vader’, ‘ik ben voetballer’ etc.

Geef de leerlingen 5 tot 10 minuten om dit te doen. Loop rond, moedig de leerlingen waar nodig aan en daag ze uit zoveel mogelijk antwoorden te bedenken. Lees tot slot van één of twee leerlingen de mind-maps voor aan de groep.

Gespreksregels

Ga in de kring en benoem de gespreksregels.

Filosofische vragen

Filosofeer samen aan de hand van (enkele van) de volgende vragen.

• Is er een verschil tussen wìe je bent en wàt je bent? Op welke manier? Of: waarom niet?
• Ben je jezelf? Wat betekent het om jezelf te zijn?
• Kun je altijd jezelf zijn? Waarom (niet)? Waar hangt dat vanaf?
• Kun je jezelf veranderen? Hoe kan dat? Of: waarom niet?
• Wil je graag hetzelfde zijn als anderen? Waarom (niet)?
• Waar, wanneer of bij wie voel je je het meest jezelf?

Afsluiting en verwerking

Sluit het gesprek af met een korte samenvatting.
Ter verwerking kunnen de leerlingen hun mind-maps verder uitwerken en illustreren. Vraag ze met woorden, tekeningen, kleurgebruik en eventueel collagemateriaal van hun mind-map een poster te maken waarop iedereen in één oogopslag kan zien over wie het gaat. Verzamel de werkstukken op het prikbord of de leerwand.