Introductie
Laat de leerlingen in tweetallen of tafelgroepjes samen nadenken over de volgende startvragen:
- Bestaat er eten dat iedereen lekker vindt?
- Bestaat er eten dat niemand lust?
Inventariseer klassikaal de antwoorden. Let erop dat de leerlingen, met name bij de tweede vraag, de vraag zorgvuldig beantwoorden – het gaat dus om èten (en niet om iets anders) dat niemand lust.
Toets de antwoorden in de groep: hebben de leerlingen iets gevonden dat inderdaad iedereen lekker of juist vies vindt?
Gespreksregels
Leid het filosoferen in en benoem de gespreksregels in de kring.
Filosofische vragen
Denk samen na aan de hand van (enkele van) de volgende vragen.
- Wanneer is iets lekker? Wanneer is iets vies?
- Heeft iedereen zijn eigen mening over wat lekker is?
- Betekent ‘lekker’ voor iedereen hetzelfde?
- Kun je iets wat je eerst lekker vindt, later niet meer lusten? Hoe kan dat? Of: waarom niet?
- Kun je iets wat je eerst niet lust, later toch lekker vinden? Hoe kan dat? Of: waarom niet?
- Hoe komt het dat smaken verschillen?
- Is het belangrijk hoe je eten smaakt? Waarom (niet)?
- Wat is belangrijker: lekker of gezond?
Afsluiting
Sluit het gesprek af met een korte samenvatting.
Vraag de kinderen ter verwerking om (op een kartonnen gebaksbordje) een tekening te maken van hun lievelingseten. Of verzamel kooktijdschriften (bijvoorbeeld van de diverse supermarkten) waaruit de leerlingen collages van hun favoriete maaltijd kunnen maken. Vraag ze erbij te schrijven waarom het zo lekker is.
De tekeningen of collages kunnen een plek krijgen op de leerwand.